Kunnen boeren met gescheiden stalsystemen mest, urine en afgevangen ammoniak gebruiken om hun bedrijfsvoering efficiënter in te richten? Die vraag staat centraal in het PPS-project ‘Reinventing Circular Dairy Farming’. Nutriëntrijke urine kan potentieel een goed alternatief zijn voor kunstmest.
Innovatieve stalsystemen zoals het KoeToilet en de VrijLevenstal van Hanskamp en de Lely Sphere zijn vooral gericht op vermindering van ammoniak-uitstoot door urine en mest zo goed mogelijk te scheiden. De veehouder krijgt daardoor echter ook — naast drijfmest — nieuwe mestproducten tot zijn beschikking met in potentie grote meerwaarde. Maximaal honderd boeren kunnen tot eind 2028 meedoen aan een onderzoek met als doel om deze mestproducten en nutriënten lokaal optimaal te benutten.
Zo kan apart opgevangen urine waarschijnlijk een goede vervanger zijn voor kunstmest. Nu nog verhindert de Nitraatrichtlijn dit gebruik omdat urine behoort tot de categorie dierlijke uitwerpselen. Boeren mogen in deze vorm maar 170 kg stikstof per hectare per jaar uitrijden. De overige nutriënten die voergewassen als gras en mais nodig hebben, mogen volgens de wet alleen in de vorm van kunstmest worden toegediend. Dat betekent vele tienduizenden euro’s per jaar aan extra kosten voor de afvoer van mest en aanschaf van kunstmest, zeker voor de boeren bij wie de derogatie-regeling wegvalt. Bovendien is de productie van kunstmest zeer energie-intensief en zorgt voor veel CO2-uitstoot. De nutriëntrijke dunne fracties in de plaats van kunstmest gebruiken, lijkt een duurzaam en klimaatvriendelijker alternatief. Er is een EU-voorstel in ontwikkeling om dierlijke mestproducten als kunstmest te erkennen, weet projectleider Harm Smit van de Wageningen Livestock Research.
Variatie brengt keuze-opties
Tijdens het onderzoek komen verschillende aspecten aan bod. Het groot aantal deelnemers stelt de onderzoekers in staat goed in kaart te brengen wat de kwaliteit van de diverse mestproducten is bij gebruik van verschillende typen emissiearme stalsystemen. Daarnaast moet met een aantal veldproeven duidelijk worden hoe de boer die mestproducten het beste kan toedienen voor een optimaal gebruik van de nutriënten. Smit: “Tot nu toe had de boer altijd één mestproduct, nu twee of drie. Daarmee is er de keuze om de verhouding tussen die producten te variëren over de seizoenen. Er ontstaan meer mogelijkheden voor precisielandbouw. De juiste mest, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste plek.”
Hoe diep gaat de mest
De onderzoekers doen ook een aantal proeven onder gecontroleerde omstandigheden in een kas om ammoniakemissies tijdens toediening van de mestproducten te bestuderen. Het is niet de bedoeling dat de stalsystemen de nutriënten in de stal te behouden en ze vervolgens op het veld weer weglekken. “We kijken dus hoe diep je een snede moet maken om de meststof in te brengen. Of moet je de meststof er juist bovenop aanbrengen. Of, misschien werkt injecteren met nutriëntrijke meststof en afdekken met een nutriëntarme stof wel beter.” Daar komt de kennis en ervaring met precisiebemesten van consortiumpartner Slootsmid goed van pas.
Verder gaan de consortiumpartijen samen met het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding en het ministerie van LVVN kijken welke informatie nodig is voor boeren en handhavers om vertrouwen te hebben dat er volgens de regels wordt gewerkt.
Dit PPS-project is een samenwerking van Hanskamp, Lely, Slootsmid, het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselveiligheid en Natuur, Wageningen Livestock Research en het Nederlands voor Centrum Mestverwaarding. De topsector Agri&Food is cofinancierder.
Deel dit bericht